schoonbroer


schoonbroer 1.0

((vooral) in België)

aangetrouwde broer van iemand, hetzij als echtgenoot van een zus van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenote of haar echtgenoot; in het geval van een gelijkslachtig huwelijk ook hetzij als echtgenoot van een broer van die persoon, hetzij als broer van zijn echtgenoot of haar echtgenote; zwager

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een schoonbroer…

is een persoon

      Hoofdsemagram: zwager


      Algemene voorbeelden


      De schoonbroers hadden allemaal zonder uitzondering voor hem partij gekozen.

      Donderdagmiddag. Halfvier, Kristien Hemmerechts,

      Er is bijvoorbeeld wel één dag uitgetrokken voor het huwelijk van een schoonbroer, maar niet voor het huwelijk van de broer van een samenwonende partner.

      De Standaard,

      De vlucht van de machtige schoonbroers versterkte de positie van Uday als kroonprins, menen sommige waarnemers.

      De Standaard,

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: van

      • schoonbroer van mijn vader
      • schoonbroer van Rimbaud

      Zelfs Paterne Berrichon, de dichtende schoonbroer van Rimbaud, voor wie Verlaine ooit de man was geweest "par qui le scandale arrive", stond aan de sponde.

      De Standaard,

      De foto van Torfs Leonard, Gommerijn 137, Heist-Goor, kon bij wijze van spreken bij mij thuis op de kast hebben gestaan, als jongste oom van mijn moeder, of een schoonbroer van mijn vader.

      De Standaard,

      met bezittelijk voornaamwoord


      • haar schoonbroer
      • hun schoonbroer
      • mijn schoonbroer
      • onze schoonbroer
      • zijn schoonbroer

      Ik verdiende toen 7 frank per uur meer dan mijn schoonbroer die bij BASF werkte.

      De Standaard,

      Alleen Mathildes zus had zich veel meer aan het antwoord van haar schoonbroer dan aan het oorspronkelijke artikel geërgerd.

      De kinderen van Arthur, Kristien Hemmerechts,

      Vorig jaar vluchtten zijn schoonbroers naar Jordanië.

      De Standaard,

      voorafgegaan door naamvalsgenitief


      • Conchita's schoonbroer

      Conchita's schoonbroer, Paco, vinnig elektriciëntje van beroep maar twaalf ambachten dertien ongelukken, brengt ons in kontakt met een sympatieke sloeber die beweert schoeisel te eksporteren.

      Miniaturen, Karel Jonckheere,

      met ander, nevengeschikt substantief


      • zus en schoonbroer
      • zuster en schoonbroer

      "Hoe reageerden zijn zuster en schoonbroer?' "Zijn zuster is een verwend luxepaardje, ze leeft alleen voor kleren en reizen en uitgaan en haar man, een internationaal bekende stomatoloog, koopt alleen maar kunstschatten om er zijn villa vol mee te proppen.'

      De Coltmoorden, Jef Geeraerts,

      Onze gids vond het zinvoller om zijn zus en schoonbroer te helpen met de rapenoogst, dan om met ons een tocht te maken (in feite heeft hij daar zelfs gelijk in).

      http://www.wereldvlinders.be/diary/diary-full.html