God weet 1.0
Algemene voorbeelden
Hij leidde heelder groepen mensen om de tuin [...]. Verdeel en heers [...]. Al op jonge leeftijd jaja. Zeker weten. God weet dat ik de waarheid spreek.
God weet dat ik hartstikke mijn best heb gedaan, mijn leven lang, om van mijn lastigheidjes af te komen. Gewerkt heb ik aan mezelf, tot ik er bij neer viel.
Wie een zweterd is, en God weet dat niemand dat kan helpen, die moet flink wassen, met deodorant en talkpoeder werken, en zorgen voor schone kleren.
God weet 2.0
Algemene voorbeelden
Één preek weet ik nog iets van. Dat was toen Marten, die uiteraard altijd minstens een jaar op me voor lag, zijn belijdenis ging doen, dat is als je aangenomen wordt als lid van het kerkgenootschap. Om er volgens traditie iets feestelijks aan te verlenen, had hij zijn vriend Han van der Wolk meegenomen, een katholiek weliswaar, maar dat mocht niet hinderen tot Dominee nu juist deze gelegenheid uitzocht, God weet op grond van welke tekst, om tegen de Roomsen uit te varen. Dat deed hij anders nooit; het leek wel of de man geroken had dat er een van dat perfide volkje met hem onder één dak zat.
Steeds wijder werd het om hem heen en ook steeds kouder, en hij vroeg zich daarom af hoe het toch met zijn vrouw moest in de winter, zijn arme vrouw en zijn arme kinderen. God weet moesten ze gaan bedelen en zagen ze de buren voorbij marcheren met dikke sokken en veel geld in de achterzak.
Ik ving woorden op die voor God weet wie bestemd waren.
Hooguit de helft van ons start straks in de zorgsector, terwijl de rest wellicht in een bank, een onderneming of God weet waar terechtkomt.
Ik had de indruk, dat de uitdrukking een beetje in onbruik is geraakt, God weet wanneer.
Wij zijn dan ook zo verschrikkelijk stil, zelfs onze taal zijn we kwijt. En we zoeken er niet naar, we zoeken helemaal niets. We hebben niets, we zijn er - om god weet welke reden.
God weet 3.0
Algemene voorbeelden
"God weet wat die flinterdunne ozonlaag voor vreselijke huidziektes veroorzaakt!"
Toen ik thuiskwam zat ze met een Marokkaanse jongen op haar kamer. Ik ken die jongen niet en ik heb hem weggestuurd. Ze had hem ontmoet in de disco. God weet wat ze in huis haalt. Hij was veel ouder en ze is pas vijftien, maar ze denkt dat ze meer van de wereld weet dan ik.
"Nu jij me gezegd hebt dat ik ook nog 'ns Alzheimer heb, kan ik er beter helemaal mee ophouden. God weet waar ik tijdens de koers verzeild geraak."