aanmailbaar 1.0
(informeel; neologisme)
via de e-mail te bereiken; per e-mail bereikbaar; mailbaar
Algemene voorbeelden
Ruim een week voor de voordracht bespreken we de opzet ervan op mijn spreekuur maandags [...] op mijn kamer [...]. (Uiteraard ben ik ook buiten dit spreekuur aanspreekbaar of aanmailbaar).
Ik was niet aanmailbaar: werk nog maar 6 uur per dag, met dank aan de BI! En heb een nieuwe, zeer gedreven teamleider, dus van internetten in werktijd komt ook niet veel meer!
Etymologie
Aard herkomst | inheems woord |
---|---|
Vroegste datering | 2005 |
Benoemingsmotief | Gevormd naar woorden als aanspreekbaar. |