affirmatief


A - Als bijvoeglijk naamwoord

affirmatief 1.0

((vooral) in België)

aangevend het ergens mee eens te zijn; bevestigend; bekrachtigend

Algemene voorbeelden


Hij drinkt van zijn glas, zeker om tijd te winnen, maar als hij het weer neergezet heeft, ziet hij er merkwaardig kalm uit. En dan praat hij ook rustig, maar affirmatief: "Ik heb tegen Nora met geen woord gerept over jouw verhouding."

Liliane, of De spiegelingen van leugen en liefde, Clem Schouwenaars,

Het pre-socratische goede, dat zich als een overdadige, affirmatieve daadkracht van de voorname mens toont, getuigt nog van de volheid van zijn 'wil' en drukt zich uit als een onomstreden waarde, dat wil zeggen: als macht.

http://www.eur.nl/fw/cfk/uitgaves/fk1/fk1c.shtml

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • een affirmatieve houding

De geboorte van de tragedie is dus niet die tussen het apollinische en het dionysische, maar die tussen Dionysos en Socrates. Een grootse, affirmatieve houding - een voorname of herenmoraal - die eigen was aan de jonge Griekse cultuur, gaat ten onder.

http://www.eur.nl/fw/cfk/uitgaves/fk1/fk1c.shtml

met bijwoord


  • vrij affirmatief

Het Ecolo-kamerlid zei vrij affirmatief dat politiemensen die valse verklaringen aflegden, door het gerecht worden vervolgd.

De Standaard,

met werkwoord


  • affirmatief antwoorden

Vanuit de geschiedenis van het kerkelijk huwelijk en de traditie en praktijken van de Oosterse Kerken zou men niet anders dan affirmatief kunnen antwoorden.

http://www.ktu.nl/canoniekevraagbaak/

affirmatief 1.1

((vooral) in België)

als bevestigend tussenwerpsel gebruikt: ja; akkoord; inderdaad; begrepen; gedaan

Algemene voorbeelden


'Okay, eerste wachtmeester. Nog iets. Aan wie moet gij normaal rapport uitbrengen?' 'Aan de officier s2 van de mobiele groep, commandant.' 'Kapitein Bourguignon?' vroeg hij perplex. 'Affirmatief, commandant, maar die is met verlof.'

De Coltmoorden, Jef Geeraerts,

'Onze stagiair in de States?' 'Affirmatief, kolonel.'

De Coltmoorden, Jef Geeraerts,

'Mag ik boeken meenemen om in de cel te lezen?' 'Affirmatief, maar maak het kort.'

Drugs, Jef Geeraerts,

'Ik heb gedaan wat je me vroeg. Niet bijzonder, maar toch één ding dat ik liever niet aan de glasvezels toevertrouw. Dus je kunt beter hierheen komen, want ik kan niet weg. En met hier bedoel ik waar ik nu ben.' 'Affirmatief,' zei de Commissaris en kon daarbij een grinnik niet onderdrukken.

Dovemansoren, Rinus Ferdinandusse,

'Is het werkelijk dringend?' 'Affirmatief.'

De Coltmoorden, Jef Geeraerts,

Hij hoorde nog net dat aan de andere kant opnieuw 'affirmatief' werd gezegd.

Dovemansoren, Rinus Ferdinandusse,

B - Als zelfstandig naamwoord

affirmatief 1.0

bevestiging

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een affirmatief…

is een uiting

      Algemene voorbeelden


      'Als Sartre zegt, de mens is op de wereld gegooid, hij is alleen, er is geen God, wij zijn verantwoordelijk voor wat we zijn, wat we doen, dan zeg ik ja.' Het affirmatief schalde door het bos.

      Rituelen, Cees Nooteboom,