ahum 1.0
Algemene voorbeelden
"En er mogen natuurlijk geen dooien vallen!" concludeerde de wapenhandelaar. Hij wist dat Van Steyn als de dood was om van moord verdacht te worden! De huisjesmelker schudde zijn hoofd. "Ahum, nee natuurlijk niet!" zei hij geschrokken. Hoe kon hij nou zo stom zijn om te denken dat Joop hem had gezien!
Mijn eerste, ahum, beleidsmaatregel was het uit de circulatie nemen van een brief waarin medewerkers standaard werd gevraagd af te zien van een honorarium.
Slim als ik ben (ahum), staat de box op zo'n afstand van de visjes dat Ninjo daar natuurlijk niet bij kan.
Ahum! Mijne heren dwergen... De operatie lijkt me volledig geslaagd. We kunnen de rest met een gerust hart aan de natuur overlaten.
En die bas uit de speakers, hoe krijgen we die enorme dreun zachter. Op het terras hangen ook boxen en, ahum, jongens, wie heeft die aangezet en hoe krijgen we die uit?
"Ik ben geen stoefer, maar ik beweer dat ik bij de Rode Duivels te weinig krediet krijg. Enne, ahum, bij Anderlecht soms ook."
'Wil jij bij gelegenheid mijn eerste drukken zien? Zal ik je Boon eens expliceren?' 'Ahum,' onderbrak Jerry, 'let op voor de mannen die je hun eerste druk willen tonen.'
Zie je, Blitz is eerder een Wrestling-game dan een Footballspel, want spelers worden praktisch nooit getackeld. Ze worden eerder hun ogen uitgestoken of hun kinnebak gebroken en hun ribben in elkaar gestampt. En dat allemaal in de naam van All-American Sportsmanship, ahum.
Zó worstelend met zijn gedachten, merkte hij niet eens dat Fabianus uitgebabbeld was en hem met grote ogen stond aan te staren. "Ahum," probeerde de raadsheer.
Een absolute mijlpaal! 1979: Machiavel: Urban games Tracklist […]: Ahum, mag ik even een lans breken voor dit boegbeeld van de Belgische progsien.
Eén keer zelfs had ze aan haar ongenoegen een omineuze lading meegegeven toen haar man, die al een paar portjes gedronken had, zich liet gaan in een vrolijke tirade over de duistere zijwegen die de majoor ('Ahum') in de loop van diens vrijgezellenleven wel niet bewandeld zou hebben.
De een ziet er intelligent en vriendelijk uit, de ander heeft een lelijk en stompzinnig gezicht. Karl steekt in het pak, zegt af en toe 'Ahum' en maakt elegante gebaren. Niels heeft zich in een flodderbroek gestoken, mompelt af en toe 'Krijg het lebberus', zit doodstil en kijkt somber, gelaten voor zich uit.