allez gij


allez gij 1.0

((vooral) in België)

uitroep van verbazing; o ja?; wat zeg jij nou?

Algemene voorbeelden


Ik herinner me het oeroude Belgisch-Franse allez en zijn vele combinaties en betekenissen: allez gij, allez toe, allez vooruit, allez kom.

De Standaard,

'Weet u trouwens dat het onrechtstreeks dankzij u is dat ik m'n huidige job heb?' 'Ja? Allez gij. Hoe dat zo?'

Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,