appelaar 1.0
((vooral) in België)
appelboom
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een appelaar…
is een boom
Algemene voorbeelden
De groene knoestige stam van de appelaar ontroerde ons als levensoorzaak onder de rozig bloesemende kruin.
Aan de met spierwit linnen overdekte tafel in de schaduw van een appelaar zaten zij tussen opgewonden bruiloftsgasten.
Combinatiemogelijkheden
met adjectivisch tegenwoordig deelwoord
- een bloeiende appelaar
- een kwijnende appelaar
De bloeiende appelaars leken zo wit dat de mist errond afgetekend grijs was.
Terwijl de regen valt op de nu welhaast lege tuin met de mottige stadsmerel in de kwijnende appelaar achteraan.
met ander, nevengeschikt substantief
- appelaars en perelaars
Appelaars en perelaars kunnen, al naargelang de onderstam, klein blijven.