autodeur 1.0
deur die toegang tot een auto geeft; deur van een auto; autoportier
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een autodeur…
is een deur
- [Functie] geeft toegang tot een auto
- [Toepassingsgebied of bereik] is de deur van een auto
Algemene voorbeelden
We krijgen de motorkap niet vlot open en de Fransman doet met het contactsleuteltje in zijn hand de autodeur bij de bestuurdersplaats open en gaat op de stoel zitten.
In de zomer sneed ik met een snoeimes in het topje van mijn vinger en nu plette ik een vinger tussen de autodeur.
Ik hoorde een autodeur dichtslaan, gevolgd door het tikken van naaldhakken over het tuinpad.