basic 1.0
elementair; basaal; basis-; een bepaalde basis vormend
Algemene voorbeelden
Schaf enkele basic kledingstukken aan. Kijk, je kunt wel honderd euro uitgeven aan die ultrahippe spijkerpofbroek, maar zal je die broek volgend jaar ook nog dragen?
Je kunt deze kleding de ene keer basic dragen, maar het is ook mogelijk om je outfit opvallend te maken door één van deze kledingstukken.
De huisjes zelf zijn erg basic; wij waren vooraf al gewaarschuwd, maar moesten toch nog wel even wennen bij aankomst (dit had mede te maken met de zeer luxe hotels waar we de week ervoor verbleven).