bolderen


bolderen 1.0

( Gezegd van wagens, karren of andere voertuigen met slechte vering)
zich rammelend en schokkend voortbewegen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Bolderen…

is een werking

      Algemene voorbeelden


      De Majoor, de militaire arts van het kamp, was eindelijk gewaarschuwd door een boerenzoon op een trekpaard. Hij en z'n oppasser verschenen op de weg langs het enkelspoor te paard. Verder naar achteren bolderde een Rode Kruislegerkar, hoog op de poten.

      De tramrace, F.B. Hotz,

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: door

      • door de straat bolderen
      • door het landschap bolderen

      Zo leende het Museum voor Moderne Kunst in Oostende een aquarel van Jozef Peeters uit 1919, Nationalestraat, waarin je volkomen herkenbaar tram 4 door de straat ziet bolderen.

      De Standaard,

      Voorzetsel: langs

      Het werd licht, de lente wilde zomer worden. Langs hen bolderden de bakkerskarren, witte letters op hun planken flanken.

      't Is zo weer nacht, Joyce Roodnat,

      Woordfamilie


      Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen


      bolderen 1.1

      ( Gezegd van een aanleggend vaartuig)
      met veel gerommel schokkend varen

      Betekenisbetrekking


      generalisering

      Algemene voorbeelden


      Het dek trilde zwaar. Hij voelde een schok, als in een vliegtuig wanneer het landingsgestel wordt uitgeklapt. Het schip bolderde nog even; toen kon hij de reling loslaten; het gegier en geslinger was voorbij.

      Voel maar, Jan Brokken,

      bolderen 2.0

      ( Gezegd van personen en zaken)
      snel en met veel lawaai naar beneden komen of vallen

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Bolderen…

      is een gebeurtenis

          Combinatiemogelijkheden


          met voorzetselgroep


          Voorzetsel: op

          • bolderen op iets of iemand

          Gevaar. Een uitroepteken aan de kromming van een weg. Gevaar. Een vallend rotsblok. Gevaar. Een overhuppelend hert. Gevaar. Bijna dood. Gevaar. De rotsblokken bolderen op Hendriks en mijn hoofd.

          Het tranenmeer, Elisabeth Marain,

          overig


          • de trap af bolderen

          Heel benauwd piepte ik: 'Ik moet even naar de plee.' Rita keek me geheimzinnig aan en liet me de kamer uit. Ik bolderde de trap af, schoot door de gang naar buiten.

          De hemelvaart van Massimo en Lui oog, Oek de Jong,

          bolderen 3.0

          een rommelend geluid maken

          Betekenisbetrekking


          metonymie
          Betrokken betekenissen 1.0 : 3.0

          Semagram (extra betekenisinformatie)


          Bolderen…

          is een werking

              Algemene voorbeelden


              In één decennium werd dit naar de Nete glooiend gebied volgebouwd. Vooral op zaterdag en zondag ratelden de betonmolens, bolderden de steigerpalen en -planken, schraapten de schoffels en klikten de truwelen.

              De Standaard,

              bolderen 3.1

              ( Gezegd van de mannetjes van korhoenders tijdens de balts)
              een dof rommelend geluid voortbrengen; koeren

              Algemene voorbeelden


              Het tellen van het aantal Korhoenders in een bepaald gebied is een makkelijke zaak. Niet alleen omdat Korhoenders vrij fors zijn er nog maar weinig van rondlopen, maar ook omdat de hanen elk voorjaar op dezelfde plekken in de hei bolderen. Dat bolderen komt van de blazende geluiden die deze heren maken op hun gemeenschappelijke bolderplaats. Ze leveren daar schijngevechten met andere hanen om uit te maken wie de beste is. Dat maken zij zelf niet uit, maar de hennen die op de bolderplaats afkomen.

              http://www.noorderkempen.be/vogels/studie/makenkragenman.htm

              Woordfamilie


              Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen