bucht 1.0
((vooral) in België)
ondeugdelijke of vieze waar; rommel; troep
Semagram (extra betekenisinformatie)
Bucht…
is rommel
Algemene voorbeelden
Ze denkt niet dat haar broers al eens een drug hebben geproefd. Het gaat hen - vooral Toine dan - om het principe van de vrijheid. 'Maar komt met die bucht niet in mijn huis,' had haar moeder gezegd.
Zijn spaghetti was écht lekker, en zelfs de rosé die we erbij dronken was beter dan het bucht dat je overal elders kreeg ingeschonken.
Combinatiemogelijkheden
met substantief ervoor
- dat soort bucht
Ik zag dokter Pizzebed lopen, helemaal onder de as en dat soort bucht.
met telwoord ervoor
- allemaal bucht
'Oké, zout op je friet of in je soep, dat is niet meer dan normaal, maar waarom zou je het pikken dat koekjes vol zout zitten? Allemaal bucht, dat is het tegenwoordig.'