buurtkind 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een buurtkind…
is een kind; is een persoon
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] woont in de buurt
Algemene voorbeelden
Wanneer ouders ons vragen om een school te zoeken, antwoorden we systematisch dat we vinden dat kinderen met een belemmering in de eerste plaats naar de buurtschool horen te gaan, dezelfde school als de broers en zussen of buurtkinderen.
Schadeverzekeringen dekken (een deel van) de schade die ontstaat door brand, inbraak of een gebroken ruit als een buurtkind daar al spelend een bal doorheen schopt.
Inmiddels is de tuin voorzien van een zelfgegraven vijver, groeit er eigen groente en lopen er kippen en geiten rond, die de buurtkinderen helpen verzorgen.
Wanneer Fredje met zijn moeder wandelt, wekt hij haar woede op, door te ver vooruit te lopen of door juist achter te blijven. Maar moeders woede kan geen hogere toon meer halen en Fredje is nergens van onder de indruk. De buurtkinderen hebben hem als zondebokje geaccepteerd. Moeders luide verwijten werkten als een vloek die nu rust op de schouders van haar kind: hij is schuldig. Waaraan hij dan wel schuld mag hebben, doet er niet toe. Regelmatig wordt Fredje uitgezocht om collectief te worden gestraft. De een houdt hem vast terwijl de anderen hem knijpen of hem beheerst op zijn rugje trommelen.