canaille


canaille 1.0

(beledigend)

gemeen, ordinair volk; gepeupel; janhagel; tuig; uitschot

Semagram (extra betekenisinformatie)


Canaille…

is volk; is een bevolkingsgroep; is een groep

  • [Rang of hiërarchische positie] behoort tot de laagste klassen
  • [Gedrag] gedraagt zich ordinair, onbeschaafd
  • [Waardering] wordt met geringschatting behandeld

    Algemene voorbeelden


    'Ik kan niet ontkennen,' zei Lupijn, 'dat mijn keel vaak dichtsnoert als ik voor mij uit starend een hele rij misdadigers voorbij zie trekken.' 'We kunnen hier differentiëren,' zei de estheet, er een carnavalsoptocht van maken: canaille, boevenpak, schavuiten, beurzensnijders, flessentrekkers, vee van Laban, loerdraaiers, beentjelichters, om van de onvaderlandslievende schobbers nog maar niet te spreken.'

    Gesprekken in huizen aan zee, Willem Brakman,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding


    canaille 1.1

    (beledigend)

    iemand die tot het canaille behoort

    Betekenisbetrekking


    overig
    Betrokken betekenissen 1.0 : 1.1

    Algemene voorbeelden


    Eigenlijk is ook iedereen verdacht, maar dat inzicht bereiken wij alleen als de ander in zeer brede zin in ons gedachtegoed is opgenomen en wij ons geheel weten te verplaatsen in al die schurken, klaplopers, straatzangers, canailles en halsafsnijders.

    Gesprekken in huizen aan zee, Willem Brakman,

    De hond heet niet alleen hetzelfde als haar overleden man (nu ja, alleen dat canaille van een moeder mocht hem zo noemen), maar gedraagt zich ook precies eender.

    http://www.siskamulder.nl/columns/webcolumns/column_week2_2009.htm,