commerçant


commerçant 1.0

((vooral) in België)

handelaar, vooral met de bijgedachte aan commerciële handigheid en feeling, en, soms in negatieve zin, ook aan sluwheid en winstbejag

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een commerçant…

is een handelaar; is een persoon

  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] beschikt over commerciële feeling en is vaak ook gericht op sluw winstbejag
  • [Activiteit of handeling] drijft handel

    Algemene voorbeelden


    Vóór de werkplaats van de fietsenmaker stond een benzinepomp, en die is nu weg [...]. Patrick, de fietsenmaker, vertelt [...] dat dit komt door de nieuwe milieuwetten [...]. Maar tegen Patricks gevel staat alweer een nieuw stuk straatmeubilair: een drankautomaat met schreeuwerige kleuren. De geest van de commerçant is de wettenmakers altijd te vlug af.

    De Standaard,

    Een Hollander is eerst en vooral een commerçant, dus dat wil zeggen dat vanaf de meestergast tot de simpelste metselaar iedereen op het materiaal verdient.

    Het verdriet van België, Hugo Claus,

    'Ik vroeg me af of detective-zijn niet afstompend werkt.' 'Niet meer dan een ander beroep. Een commerçant vervalst zijn koopwaar, de industrieel ontduikt belastingen, de vakman werkt in het zwart ... en de detective buit de menselijke zwakheid uit.'

    Mise-en-scène, Axel Bouts,

    Louis zal geen enkele baat hebben van hogere studies, hij heeft al twee keer moeten overdoen, zijn gedachten staan nergens op, hij heeft niet het minste praktisch verstand, het is geen commerçant (het ergste scheldwoord in West-Vlaanderen).

    Het verdriet van België, Hugo Claus,

    Woordfamilie


    Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen