damesachtig


damesachtig 1.0

lijkend op een dame; als (van) een dame; zoals men van een dame verwacht

Algemene voorbeelden


Zijn vrouw was een mollige Duitse, niet opvallend knap en zelfs niet erg damesachtig.

NRC,

Ze zat er wel damesachtig bij met haar benen over elkaar en ik merkte dat ze zelfs over mij wilde moederen, waar ze niet te ver in moest gaan of ik ging het irritant vinden.

De meidenziekte, Tom Pauka,

Ze stond me buiten het station op te wachten, weer aandoenlijk damesachtig in de herfstige zeewind die op het plein rondtolde.

De baan van gaan en gissen, Bruno Bartels,

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • damesachtige pasjes

Met kleine, voor haar ongewoon damesachtige pasjes, liep ze weg en sloeg de eerste zijstraat in.

Het jaar van de kreeft, Hugo Claus,