djorken 1.0
((vooral) in Suriname; informeel)
schokken bij het optrekken of afremmen doordat plotseling de koppeling al dan niet
met opzet is losgelaten
Volgens J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands ook: 'een auto inschakelen bij het opgetrokken of opgeduwd worden'. Dan is het werkwoord
wel overgankelijk. Het woord is verwant met het Engelse to jerk 'schokken, stoten, rukken'.
Algemene voorbeelden
Na d'r weggaan had hij, onder z'n primusschoonmaak zitten verwarren! Net een wagen die djorkt en schoksgewijs vooruit gaat, zo, al die gedachten, één na ander.
Stuur draaien, gas pompen, brikken, zorgen dat je motor snel en zachtjes optrekt zonder djorken.
Dit astmatisch puffend en djorkend rammelend van al het roestige oud-ijzer slingerend volgbusje wordt gesteund door twee blanke verkeersagenten met loeiende sirene die een Baas in de eerste bus gesignaleerd hebben en hem willen aanhouden om elf jaar Bijlmerbajes uit te zitten.
Etymologie
Aard herkomst | leenwoord |
---|---|
Brontaal | Engels |
Vorm in brontaal | to jerk |
Betekenis in brontaal | schokken; stoten; rukken |