doodbedaard 1.0
(Dood- fungeert als versterkend voorvoegsel.)
Algemene voorbeelden
"Dat is smaad aan een gerechtsdienaar!" brulde de commandant, huilerig van woede. "Daar draai je voor op, onnozele nietsnut!" "Buiten!" zei Renier, doodbedaard. Hij duwde de geüniformeerde brulaap tot op de pui en sloot beheerst de deur.
De senioren zouden de junioren trieste giebelende aanstellers vinden en de junioren de senioren saaie doodbedaarde griezels.
Doodbedaard vertrok hij terug in de richting binnenstad, onhandig slingerend.
Een jager is doodbedaard op jacht gegaan: in hoge mate bedaard, onbewogen. 'Het roerloos sterven gaat hem nauwelijks aan:' staat er dan.
Wie zou zeggen, die dinsdagavond na de capitulatie van de Spalla-troepen, toen je hem doodbedaard het Minerva Hotel zag binnengaan, dat zijn beroemde en schitterende villa diezelfde ochtend kapotgeschoten was bij een laatste treffen tussen een peloton Spalla-mitraillisten en een patrouille stadspartizanen die over een zware mortier beschikte?