door alle watertjes gezwommen hebben 1.0
heel veel meegemaakt hebben; heel veel ervaring hebben; met elke nieuwe situatie raad
weten
Algemene voorbeelden
Hij was altijd onderweg, hij heeft door alle watertjes gezwommen, hij was niet op zijn mond gevallen! In de taveerne werden de messen toch niet metéén getrokken, zonder dat vooraf de kracht van de tegenstander met woord en wederwoord werd gemeten!