eclair 1.0
((vooral) in België)
zacht, langwerpig en hol gebakje met een laagje chocolade of glazuur en een vulling
van banketbakkersroom of slagroom; langwerpige soes met banketbakkersroom of slagroom
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een eclair…
is een gebakje; is een lekkernij; is voedsel
- [Smaak] smaakt zoet
- [Uiterlijk] is een hol gebakje met vulling en een laagje chocolade of glazuur
- [Vorm] is langwerpig
- [Samenstelling] bestaat uit twee laagjes zacht gebak, waarvan het bovenste laagje bedekt is met chocolade of glazuur; is gevuld met banketbakkersroom, slagroom, vla of crema catalana
- [Functie] is een lekkernij; is gebak
- [Plaats] wordt in patisserieën nog ambachtelijk gemaakt
Algemene voorbeelden
Twee eclairs, één met een chocoladelaag en één met een glazuurlaag
De eclair wordt gemaakt van kookdeeg.
In de patisserie aan de overkant at Louis een stuk chocoladetaart, tante Nora drie éclairs.
In de etalage van de bakkerij waar jaren geleden torentjes gebakjes en bruinkorstige luchtige pistolets en chocoladetaart en éclairs en nonnescheetjes en boterkoeken en speculaas uitpuilden, stond een dwergpalm.
Tante Nora keek naar haar polshorloge en bestelde nog twee éclairs.