facetimen 1.0
(media, communicatie en telecommunicatie; ICT; neologisme)
gebruikmaken van de Apple-app FaceTime, waarmee gebeld kan worden via een video- of
internetverbinding
Algemene voorbeelden
"Er wordt veel gefacetimed, dan sta ik met tranen in mijn ogen". Het coronavirus teistert de wereld. De ogen zijn nu gericht op de doktoren, verplegers en ander zorgpersoneel. Hoe is het om in deze tijden in de zorg te werken?
Hij facetimede mij net uit mijn bed. Nou heb ik al een hekel aan FaceTime en zeker 's morgens vroeg maar wat was ie blij en opgewonden.
Combinatiemogelijkheden
met ander, nevengeschikt werkwoord
- skypen en facetimen
Weliswaar was er een traan toen hij zijn zoon en dochter op Schiphol in de armen sloot, het gezin had de afgelopen weken veel contact. "We skypen en facetimen, hebben elkaar geregeld gezien en gesproken".
Etymologie
Aard herkomst | inheems of leenwoord |
---|---|
Vroegste datering | 2014 |
Brontaal | Engels |
Vorm in brontaal | to facetime |
Betekenis in brontaal | idem |