feestweek 1.0
week waarvan de dagen aan festiviteiten worden besteed; week waarin men feest viert
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een feestweek…
is een week; is een periode; is een tijd
- [Functie] dient om te feesten
Algemene voorbeelden
De inwoners van het dorp worden verzocht gedurende de feestweek de straten te versieren en zo mogelijk de tuinen te verlichten.
Op woensdagavond wordt de feestweek weer traditioneel afgesloten met een zeskamp tussen buurten en straten.
De laatste decennia heeft het Koningin Maria Hendrikaplein een befaamde reputatie weten op te bouwen inzake het marktgebeuren tijdens de Gentse Feesten. Sinds 1920 worden hier wijkfeesten georganiseerd die langzaam zullen evolueren tot een topper op de donderdag van de feestweek.