futurum 1.0
(taal en taalkunde)
werkwoordstijd die uitdrukt dat men handelingen en gebeurtenissen in de toekomst situeert;
ook: werkwoordsvorm die in de toekomende tijd staat; toekomende tijd
Semagram (extra betekenisinformatie)
Futurum…
is een werkwoordstijd
- [Deel] wordt in het Nederlands gevormd door combinatie van het presens van het hulpwerkwoord van tijd zullen en de infinitief van het te vervoegen werkwoord
- [Functie] dient om uit te drukken dat handelingen en gebeurtenissen in de toekomst worden gesitueerd
Algemene voorbeelden
Er bestaan natuurlijk nog andere tijden, zoals het imperfectum, het plusquamperfectum en het futurum (toekomende tijd).
Over de kloof tussen burger en politiek lijkt een consensus te bestaan: hij is er en dat is niet goed. Alle bruggen beginnen met de imperatief 'moeten' en eindigen met het hoopvolle futurum 'zullen'.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- Nederlandse futura
Het futurum exactum is de zesde en laatste werkwoordstijd die het Latijn heeft. Het is de voltooid toekomende tijd; ze geeft dus aan dat iets in de toekomst gebeurd zal zijn. Maak van de volgende Nederlandse futura een futurum exactum.