goklustig


goklustig 1.0

vol goklust; met goklust; goklust hebbend; geneigd tot gokken; graag gokkend

Algemene voorbeelden


Verliefde mensen zijn goklustig, ze spelen zichzelf uit.

De houdgreep, Joost Zwagerman,

Het percentage Amsterdamse scholieren dat in de problemen raakt door goklustig gedrag is vorig jaar verdubbeld van twee naar vier procent.

NRC,

Een miljardenoperatie voor Mexico? Het populistische sentiment dat zich in Washington heeft genesteld, legde dat uit als een nodeloze reddingsoperatie voor spilzieke Mexicanen en goklustige bankiers van Wall Street.

NRC,

Woordfamilie


Als deel van een afleiding