iemand de baas kunnen 1.0
overwicht hebben op iemand; iemand aankunnen
Algemene voorbeelden
Na het souper – het karigste en slechtste tot nog toe – wilde Joyce per se haar moeder bellen. Om te horen of die de kinderen wel de baas kon.
iemand de baas kunnen 2.0
van iemand kunnen winnen; beter zijn dan iemand
Algemene voorbeelden
VCZ, dat momenteel op de derde plaats staat, kon Animo eenvoudig de baas. Alleen in de eerste set leek Animo nog iets van de wedstrijd te kunnen maken.
Hij stribbelde tegen maar met ons tweeën konden we hem gemakkelijk de baas.