iemand iets in het gezicht zeggen 1.0
iemand iets persoonlijk en rechtstreeks, onomwonden zeggen
Algemene voorbeelden
Hij zei het ook in mijn gezicht als hij het niet met me eens was.
In het roddelcircuit zeurde het gerucht dat de wedstrijden 'gekocht' waren, maar - zoals met Joris Ivens - durfde niemand Gerard de waarheid in het gezicht zeggen.
Combinatiemogelijkheden
met bijwoord ervoor
- iemand iets recht in het gezicht zeggen
Misschien was ik wel gewoon een lafbek en had ik het hem recht in zijn gezicht moeten zeggen.
"Er is een simpele regel ", riep Scharping: "Wat ik een partijgenoot niet recht in zijn gezicht wil of kan zeggen, vertel ik over hem ook niet in selekte cirkels."