ijskar 1.0
klein wagentje dat een ijsventer gebruikt om zijn waar op straat uit te venten, in
zijn meest typische vorm een rechthoekige bak op twee of vier wielen, soms met een
luifeltje erboven, met aan de bovenzijde van de bak een of meer openingen waarin de
dozen met ijs hangen en die worden afgedekt met een metalen koepeltje
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een ijskar…
is een wagen; is een voertuig; is een zaak
Algemene voorbeelden
Op het Veerleplein kocht hij bij de ijskar van Veneziana een platte met drie bollen, om af te koelen. Guggenheimer was niet meteen een ijsvreter, doch nu en dan 'ns eentje, daar ging een mens niet dood aan oordeelde hij terzake.
Vlak voor het dorpje Hawes ligt een bocht, daar kan men desgewenst bij een ijskarretje de doorstane ontroeringen met gekoelde lekkernijen doorspoelen.