illusieloze


illusieloze 1.0

iemand zonder illusies; iemand die geen illusies koestert; iemand die zich geen enkele illusie maakt over iets; gedesillusioneerd persoon; gedesillusioneerde

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een illusieloze…

is een persoon

  • [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] maakt zich geen enkele illusie over iets; is illusieloos

    Algemene voorbeelden


    'De illusieloze' koestert geen hoop of verwachting. De enige plek waar hij waarheid vindt is het bordeel, dat hij met grote regelmaat bezoekt.

    http://www.arnongrunberg.com/review/559,

    Toen ze naar Göttingen verhuisden hoefde hij niet meer naast de boekenkast te liggen, daar kon hij onder de kapstok terecht. Het was net een hemelbed. Want ook de illusieloze heeft een knus plekje nodig in de nacht.

    De asielzoeker, Arnon Grunberg,

    Om zich te wapenen tegen verdere teleurstellingen trekt de ik zich in 'splendid isolation' terug in een volledige overgave aan zijn werk: het maken van een nieuwe index van de duizenden boeken. Hij probeert de illusie van de illusieloze te leven.

    http://scholieren.samenvattingen.com/documenten/show/0241300/,

    De illusieloze spreekt over ervaringen als de gierigaard over geld.

    De asielzoeker, Arnon Grunberg,

    Een illusieloze heeft niets om zich voor te schamen, aangezien schaamte ook maar een illusie is, een bouwsel van sociale omstandigheden, een product van het zelfbedrog.

    De asielzoeker, Arnon Grunberg,

    De zwakkeren vielen of lieten zich vallen en Beck duwde; hij was niet meer dan dat, geen illusieloze, geen ontmaskeraar, niet meer de man die haren uit het hoofd trok van de vrouw van wie hij hield, en als dat niet het woord was, de vrouw van wie hij afhankelijk was, de vrouw bij wie hij een mens werd, in ieder geval een beetje mens, hij was alleen nog een lichaam dat duwde en geduwd werd.

    De asielzoeker, Arnon Grunberg,