joekel 1.0
(informeel)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een joekel…
is een zaak
Algemene voorbeelden
Samsung heeft een mobiele GSM/GPRS-telefoon gekruist met een horloge [...]. Met de maten 37.8 x 64 x 17.7 mm is het ook niet een echt joekel om je pols.
Vooral de hoornaar is een joekel, anderhalf tot tweemaal zo groot (en pijnlijk) als de "gewone" wesp - die ook met haar wetenschappelijke naam gewone wesp heet, Vespula vulgaris.
Vaste verbindingen
een joekel van een; (zulke) joekels van
-
een zeer grote; zeer grote
In een hoek een joekel van een kopieermachine.
Prachtig lang haar. Pareltanden. Ronde billen en joekels van borsten.
In tijden waarin de stressmeters pieken en mensen onophoudelijk flexibeler moeten gaan werken, wijst de drastisch toegenomen consumptie van prozac allicht op een joekel van een onveiligheidsgevoel.
wat een joekel
-
wat een grote
'Kijk eens wat een joekel.' Er lag een geweldige kwal voor zijn voeten, alsof hij een twaalfpersoons gelatinepudding van een schaal op de grond had laten glijden.
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
joekel 1.1
(zeer informeel)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een joekel…
is een lichaamsdeel
Algemene voorbeelden
'Maar een wijf met zulke joekels, het is toch zeker geen gezicht!'
joekel 1.2
(zeer informeel)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een joekel…
is een lichaamsdeel; is een deel
Algemene voorbeelden
Zijn joekel sprong tevoorschijn met ontblootte eikel. 'Ach!... Wat is hij groot!' zei ze vol ontzag en meteen bukte ze zich en vatte ze zijn genotsspuit.