ketje


ketje 1.0

((vooral) in België; informeel; schertsend. Brussels dialect, maar ook in kranten aangetroffen.)

Brussels straatkind; kind uit Brussel; ook: Brusselaar

Algemene voorbeelden


Hij mist in België en Nederland nogal eens "de bezieling en bezetenheid" bij de spelers. En ketjes, zoals hij in Brussels dialect kinderen noemt, zijn wat dat betreft nog echt.

NRC,

In Brussel spreken nog vele ketjes "Vloms" in de huiskring en gekuist Frans in het openbare leven.

De Standaard,

Combinatiemogelijkheden


met adjectief ervoor


  • Brussels ketje

Daisy onthulde dat Toots Thielemans, de befaamde mondharmonicus, een Brussels ketje was, terwijl ik hem altijd al in de streek van Poperinge heb gesitueerd, en ik zal wel niet de enige zijn.

Dwarskijker, Rudy Vandendaele,

Bij de verkiezingen van vorig jaar kwamen Leo Govaerts, de financiële man van de VLD, en Guy Vanhengel, de ex-woordvoerder van Guy Verhofstadt, in het Brusselse Parlement. Het leek een geschikte combinatie tussen de Brusselse bourgeois en het Brussels ketje.

De Standaard,