met zijn tweetjes


met zijn tweetjes 1.0

(zij) met zijn tweeën; getweeën; zij samen; als tweetal; ook: wij met ons tweeën; wij tweeën; wij samen

Algemene voorbeelden


Ik heb nog slechts een maand te gaan voordat mijn lichaam en ik met zijn tweetjes op vakantie gaan naar zonnige oorden waar we samen veel aandacht willen, dus heb ik een outfit nodig die me aanzet tot keihard trainen.

Playboy,

'Met zijn tweetjes verdienen ze wel meer dan dat, hoor,' zei hij. 'En ik hoop dat ze erin stikken,' zei ze.

Gouden bergen, Herman Stevens,

BERT Wat heeft het allemaal voor zin? ELS Dat gaan we straks, gezellig met zijn tweetjes, na afloop bepalen.

Bocht en bumpers, Paul Haenen,