monocle 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een monocle…
is een bril; is een instrument; is een voorwerp
- [Vorm] is rond
- [Deel] bestaat uit één brillenglas in een metalen ring en een touwtje of ketting om de monocle om de nek te hangen of aan de kleding vast te haken
- [Functie] dient om beter te zien
- [Tijd] is sinds het midden van de twintigste eeuw uit de mode geraakt, en wordt nu eigenlijk niet meer gedragen
- [Gebruikswijze] wordt tussen het jukbeen en de wenkbrauw geklemd
- [Gebruiker] werd gebruikt door mensen die slechts aan een van beide ogen een afwijking hebben, en werd vooral door heren gedragen
Algemene voorbeelden
Voor wie beide eigenschappen in zich verenigde, had men onlangs de tango bedacht, al waren er ouderen, officieren meestal, die daarbij de monocle uit de oogkas viel. Voor hen was nog steeds de Radetzkymars de aangewezen remedie tegen wat dan ook.
Emmeke was verdwenen achter een kamerscherm. Wij veinsden niet te horen dat zij zich waste. Wij spraken – of beter, hij, de man met de monocle en de wandelstok met de zilveren knop, sprak.
Toch had een van hen een goudgerande monocle in zijn oog. Maar wat voor een monocle! Een monocle van donkergroen zonnebrilglas! Raadsel. Waarom beschermde deze man niet allebei z'n ogen voor de zon?
Dinsdag overleed [...], maarschalk Antonio de Spinola, de man die de "Portugese de Gaulle" werd genoemd vanwege zijn ideeën over de Portugese koloniën. Anderen noemden hem minder eerbiedig "een figuur uit de boeken van Kuifje": een zichzelf ernstig nemende aristocraat, die zijn waardigheid onderstreepte door het dragen van een monocle en van witte handschoenen. Ook op het slagveld.
Daartegenover - maar nergens wordt het onderscheid tot een cliché - plaatst de auteur zakenlieden, opportunistische journalisten en corrupte politici in de geblindeerde restauratiewagen van de Anatolië-expres van zeven uur, 'arrogant als een monocle onder een opgetrokken wenkbrauw'.