nachtwaker


nachtwaker 1.0

iemand die voor zijn beroep 's nachts een gebouw of een terrein bewaakt

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een nachtwaker…

is een persoon

  • [Uiterlijk] draagt vaak een uniform
  • [Plaats] werkt in een gebouw of op een terrein, waar overdag door meerdere mensen gewerkt wordt
  • [Tijd] werkt 's nachts wanneer er niemand aanwezig is
  • [Toestand algemeen] is vaak helemaal alleen tijdens zijn werk; loopt soms het risico dat er tijdens zijn werk geweld op hem wordt gepleegd
  • [Activiteit of handeling] waakt over de veiligheid; doet op geregelde tijdstippen zijn ronde; let op mogelijke indringers
  • [Instrument] heeft vaak een zaklantaarn, maar meestal geen wapen
  • [Oorzaak, reden of aanleiding] doet zijn werk voor zijn beroep
  • [Waardering] heeft een beroep dat maatschappelijk niet in hoog aanzien staat, en wordt vaak slecht betaald
  • [Organisatie en organisatiewijze] werkt in loondienst bij de instelling of het bedrijf waar hij waakt, of is uitgezonden door een bewakingsfirma

Algemene voorbeelden


Brand was de nachtwaker van een loods bij de Wilhelminakade en zo zelden op zijn post dat de bulten jute dekmateriaal regelmatig dienst deden als nest voor ongedurige verliefdheidsbedrijvers.

't Is zo weer nacht, Joyce Roodnat,

Hij werd een bum, een schooier/zwerver, en als zijn vrienden en moeder (zijn vader stierf) niet genoeg schokten werkte hij als pannenschraper, pompbediende, wisselwachter, matroos, brandwacht of nachtwaker, alles tegen minimumloon.

De doosjesvuller en andere vondsten, Janwillem van de Wetering,

Met zonsondergang wordt de camping volledig afgesloten door een stroomdraad. 's Avonds ontmoeten we Gitau, hij is de nachtwaker. Met een grote zaklamp neemt hij ons mee naar de draad. De verwondering is groot als de lichtbundel twee nijlpaarden raakt, die geschrokken weghollen.

http://home.planet.nl/~klomp625/verhaal/04/afr2004004.htm

Woordfamilie


Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen