nutsdier 1.0
dier dat gehouden wordt voor de producten die het oplevert, zoals melk, vlees, eieren,
wol, bont; dier dat gehouden wordt voor het nut
Vaak genoemd in tegenstelling tot gezelschapsdieren en soms ook in tegenstelling tot
laboratoriumdieren. Landbouwhuisdieren als runderen, varkens, schapen en kippen zijn
nutsdieren, maar ook bijen, nertsen en vissen zijn nutsdieren.
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een nutsdier…
is een dier
- [Functie] wordt gehouden voor het nut
- [Producent] levert vlees, melk, eieren, wol, bont, kuit
- [Verscheidenheid] is bijvoorbeeld een rund, schaap, kip, nerts, konijn, bij of vis
Algemene voorbeelden
Huisdieren: nutsdieren: rund, varken, pluimvee, konijn, nerts, kip, kalkoen, vis, bijen; gezelschapsdieren: paard, hond, kat, vogels, schildpad, enz.; laboratoriumdieren: cavia, muis, rat, aap.
Samen met de andere Europese Lidstaten verbiedt ook België sinds 1 januari 2001 het gebruik van dierlijke eiwitten in veevoeders voor alle landbouwhuisdieren (nutsdieren).
Criteria voor het kweken van nutsdieren als konijnen, struisvogels en zwemvogels moeten garanderen dat deze dieren de nodige leefruimte hebben.