op weg gaan


op weg gaan 1.0

een route of traject beginnen te volgen; een tocht aanvatten; vertrekken

Algemene voorbeelden


Elk jaar gaan vele duizenden pelgrims op weg naar Santiago de Compostela.

http://huizen.dds.nl/~xank/wie1.htm

Ze stapt in haar auto en gaat op weg naar het hotel.

Liefdesdood, Oscar van den Boogaard,

De volgende dag gingen ze op weg naar huis.

De steen der wijzen, J.M.A. Biesheuvel,

Zo kwam het dat wij ons met zijn vieren op weg begaven.

Emmeke, Jan Lampo,