pantseren


pantseren 1.0

iets met staal bekleden om het te versterken en van buiten af ondoordringbaar te maken

Semagram (extra betekenisinformatie)


Pantseren…

is een handeling

      Combinatiemogelijkheden


      met object


      • een auto pantseren
      • een tank pantseren

      Met een extra lengte van 1,15 meter biedt de auto ruimte aan vier achterpassagiers en door de auto op het allerhoogste (B6/7) niveau te pantseren is het totaalgewicht op 5.300 kilogram uitgekomen.

      http://www.carros.nl/e-books/reportages/tachtig-jaar-mercedesbenz-guard.pdf

      Het grootste deel van de Russische tanks is slecht gepantserd.

      NRC,

      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: met

      • een auto pantseren met staal

      De geldauto kan niet overvallen worden, omdat de auto is gepantserd met dik staal, kogels kunnen er niet doorheen komen.

      http://www.onwijs.nl/leerling/werkstukken/sbgeldauto.htm

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      pantseren 2.0

      zich of iets in geestelijk opzicht met een pantser bekleden om zich te beschermen tegen bedreiging van buitenaf

      Betekenisbetrekking


      metafoor
      Betrokken betekenissen 1.0 : 2.0

      Algemene voorbeelden


      Eerder schreef Eli Asser voor de IKON de gevoelige monoloog De Brizmilah, waarin voor het eerst iets doorschemerde van zijn persoonlijke oorlogsverhaal - nadat hij zich vijftig jaar lang had gepantserd als auteur van comedy-successen.

      NRC,

      Van de 25 chronoritten in Ieper schreef Freddy Loix er 21 op zijn naam. Pas zaterdag in de vooravond liet hij zijn eerste onvolmaaktheid noteren. "De laatste zeven spéciales waren de moeilijkste", lachte Freddy. "Men vraagt je op veiligheid te rijden, het tempo te drukken. Probeer dat maar eens te doen in een Toyota, trager gaan." Slechts een van de talloze kwinkslagen waarmee hij zijn geestelijke stabiliteit pantsert. Is hij echt onbereikbaar voor stress of speelt hij het alleen maar?

      De Standaard,

      Vaste verbindingen


      zich pantseren tegen iets of iemand

      1. zich wapenen tegen iets of iemand

        Door me te pantseren tegen Leentge, had ik me tegen alles en iedereen gepantserd.

        De tandeloze tijd. Dl. 1: Vallende ouders, A.F.Th. van der Heijden,

        Duidelijk een figuur die zich pantsert tegen zijn omgeving.

        http://www.gva.be/dossiers/-d/dutroux/dutroux11.asp

      zich pantseren met iets

      1. zich wapenen met iets

        In feite hadden ze geen ongelijk: ik had me, puber zijnde, gepantserd met een harteloosheid die normaliter het voorrecht is van de volwassenen.

        In liefdes naam, Gretha Seghers,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding