rekenblind 1.0
niet in staat om goed te kunnen rekenen; een rekenstoornis hebbend; dyscalculisch;
cijferblind
Zo goed als altijd in predicatief gebruik.
Algemene voorbeelden
Wat is nou zo'n beetje een gemiddeld gebruik per 24 uur? En ik bedoel dan de cijfertjes op de meter 1 of 2 of 3 per dag. Ik heb dyscalculie (rekenblind), dus een rekensommetje gaat bij mij errug moeilijk binnenkomen.
Ik ben [...] rekenblind. Vanaf de kleuterschool tot op de dag van vandaag loop ik hier dagelijks tegenaan. Ik ben ook nog eens werkzaam in een dienstverlenende sector waar ik dagelijks met rekenen te maken heb.
Combinatiemogelijkheden
met ander, nevengeschikt adjectief
- leesblind of rekenblind
Wanneer een leerling leesblind of rekenblind is (dyslexie of dyscalculie), heeft hij of zij recht op een bepaalde ondersteuning. Deze staan in een zogenaamd Dyslexie- en/of Dyscalculiepaspoort.