robbedoes


robbedoes 1.0

(liefkozend)

wild, erg levendig kind

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een robbedoes…

is een persoon

  • [Leeftijd] is een kind
  • [Gedrag] is wild, ruw, zeer levendig

    Algemene voorbeelden


    Hij durfde hun niets te vertellen over de verschrikkingen en de vernederingen van het voetbalveld. Elke woensdagmiddag ging hij er met een knoop in zijn maag heen, en kwam met stukgeschopte knieën weer thuis. 'Wat een robbedoes,' zei Leonoor bewonderend terwijl ze in de keuken zijn wonden met arnica bette. 'Een echte terriër,' zei Irmgard. 'Jij wilt vast wel een extra stuk worst in je soep.'

    Zonder genade, Renate Dorrestein,

    Als jullie het mij vraagt is werkelijkheid de dood van de reclame - en als je wilt laten zien hoe vrouwen in Nederland echt hun huid verzorgen, hoe ze echt koffie zetten en hun kleine robbedoezen echt toespreken als ze met een gescheurd bloesje van het voetballen thuiskomen, dan zou morgen onze hele economie wel eens in elkaar kunnen lazeren [...]. Er zit volgens mij maar één ding op - en dat is dat de STER zich nog veel verder van de werkelijkheid verwijdert dan ze nu durven.

    Ben ik eigenlijk wel links genoeg?, Jan Blokker,

    'Hoort die meid bij u?' 'Ja, dat is ons nichtje Jenny. Zo'n robbedoes, énig. Jenny, kom nu naar huis. Morgen maar weer verder spelen met David.'

    Het damesorkest en andere stadsverhalen, Herman Pieter Boer,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding