roodleren


roodleren 1.0

( Gezegd van kleding)
gemaakt van rood leer

Algemene voorbeelden


Ze had zijn hulp afgewezen en zelf haar keus bepaald: wankele laarsjes, zwartleren broek die om haar billen spande, strak truitje – waar iets aan mankeerde, ja eigenlijk kon het niet, maar ze trok het toch aan – en een roodleren jack.

Hokwerda's kind, Oek de Jong,

De dichter gleed hen vóór op roodleren slofjes zonder hiel, hij knoopte de gevlochten ceintuur van zijn kamerjas goed vast, schikte zijn haar.

Het verdriet van België, Hugo Claus,

roodleren 2.0

met rood leer bekleed

Betekenisbetrekking


metonymie
Betrokken betekenissen 1.0 : 2.0

Algemene voorbeelden


Het opvallendste onderdeel van de entree zijn twee gecapitonneerde roodleren deuren.

NRC,

Bet en ik vonden ons terug in het notarissalon, in roodleren fauteuils op Perzische tapijten.

Acacialaan, Koen Peeters,

Een Meyrink met litho's van Hugo Steiner-Prag, en ook een roodleren koker waaruit ik een doctorsbul trok van een bekend - maar als fout heer nog bekender hoogleraar.

De koorddanseres en andere herinneringen, Rico Bulthuis,