slons 1.0
(pejoratief)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een slons…
is een persoon
- [Uiterlijk] ziet er slonzig, onverzorgd, haveloos uit
- [Gedrag] is slordig op haar kleding en uiterlijk
Algemene voorbeelden
Je kon in Drempel geen stap buiten zetten zonder het risico te lopen op de televisie te verschijnen. Dan kon je er toch niet als een slons bijlopen in een smerig T-shirt?
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen
Als linkerlid in samenstellingen en samenkoppelingen
slons 2.0
(pejoratief)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een slons…
is een persoon
- [Gedrag] is slordig op het werk of niet netjes in het huishouden
Algemene voorbeelden
Nu wilde ook hij zo gauw mogelijk weg uit haar rommelige flat. Wat een slons! Dat had geen baan en geen kind, en nog kon dat de boel niet netjes houden!
Vaak zijn mensen die anderen een slons vinden zelf ook niet altijd zo netjes hoor. Zo vond mijn ex mijn huis een rommeltje, maar als hij zelf stofzuigde, dan deed hij dat alleen waar je het zag en alleen op de benedenverdieping.
Mijn vriend is een slons [...]. Ik ben precies, hou van orde en een opgeruimd huis. Mijn partner is rommeliger en ziet veel dingen gewoon niet. Vandaar dat ik me regelmatig erger aan pannen die niet goed afgewassen zijn, lampen die een hele dag voor niets branden en sleutels die altijd kwijt zijn.
slons 3.0
(pejoratief)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een slons…
is een persoon
- [Gedrag] leeft niet keurig; leidt een losbandig leven
Algemene voorbeelden
Ze wist dat haar huisarts haar een beetje een slons vond, in het verleden had hij haar enkele malen lichtelijk de mantel uitgeveegd over haar levenswijze [...]. Hij denkt dat ik een dronken lor ben. Tot ze [...] besefte dat nuchter in medisch opzicht betekende: geen voedsel.
'Was jij een hoer van die collaborateur?!' 'Collaborateur? Hij was helemaal geen collaborateur,' zei juffrouw De Baetzelier verontwaardigd. 'Integendeel, de collaborateurs hebben zijn benen afgeschoten. En zijn charel.' 'Dat hebben wij gedaan!' riep Witte Jef. 'Om hem te straffen voor zijn laaghartig geheul met de moffen!' 'Smeerlappen!' krijste juffrouw De Baetzelier. 'Die prachtige man zo verminkt! Onderkruipers! Rotzakken! Lafaards!' 'Hoe durf je?!' beet Witte Jef haar toe. 'Een arme graaf ontmannen, dat kan je wel. Maar in Dachau of Buchenwald gaan zitten, daar ben je te schijterig voor!' 'Zwijg over Dachau en Buchenwald, jij lelijke slons! Ik heb daar gezeten! Jij weet nergens van, armzalig wormengebroed! Ik wil niet eens mijn handen aan je vuil maken. Peeters, gooi die slet buiten.'