snokken


snokken 1.0

((vooral) in België)

( Gezegd van personen)
rukken aan iets

Semagram (extra betekenisinformatie)


Snokken…

is een activiteit

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: aan

      • snokken aan iets

      Fred Pieters zette zich schrap [...], greep het touw met twee handen vast en snokte er uit volle kracht aan. Een explosie van gebalde haat en opgekropte frustratie. De voorste vuilniszak scheurde open en de dode ogen van Harry Luyten staarden Fred nietszeggend aan.

      Naakte zielen, Luc Deflo,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding


      snokken 1.1

      ((vooral) in België)

      ( Gezegd van zaken)
      rukken aan iets

      Combinatiemogelijkheden


      met voorzetselgroep


      Voorzetsel: aan

      • snokken aan iets

      "Rood!" gilt Nicole. Ik duw uit alle macht op de rem. De veiligheidsgordel snokt aan mijn schouder.

      Gras, Clem Schouwenaars,

      snokken 2.0

      ((vooral) in België)

      iets uit of van een bepaalde plaats rukken

      Semagram (extra betekenisinformatie)


      Snokken…

      is een handeling

          Combinatiemogelijkheden


          met voorzetselgroep


          Voorzetsel: uit

          • iets snokken uit iets

          Troy was blijkbaar gehaast. Hij spurtte Polo voorbij, snokte een GSM uit de handen van een zakenman die in de buurt stond, en toetste vliegensvlug een nummer in.

          http://users.pandora.be/bart.roosens/EPI_51tot55.htm

          Voorzetsel: van

          • iets snokken van iets

          Debbie snokte de hoorn van het toestel, en beet: 'Uitgeverij Guggenheimer, Editions Guggenheimèèèr, Guggenheimer Publishers, Guggenheimer Verlag' [...]. Debbie zei: 'Het is voor jou'.

          Uitgeverij Guggenheimer, Herman Brusselmans,

          Woordfamilie


          Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen


          snokken 3.0

          ((vooral) in België)

          met rukken of schokken bewegen

          Semagram (extra betekenisinformatie)


          Snokken…

          is een werking

              Algemene voorbeelden


              Hij wou overeind kruipen maar zij zette een bloempot met een geel en roze gevlekte hortensia op zijn hoofd [...]. Na wat een half uur leek begonnen zijn armen te snokken, te rillen. Hij liet ze zakken, bleef met de wankele, stenen hoed op zitten [...]. 'Vergiffenis. Ik vraag om vergiffenis, mama'.

              Het verdriet van België, Hugo Claus,

              snokken 4.0

              ((vooral) in België)

              iets met rukken of schokken bewegen

              Semagram (extra betekenisinformatie)


              Snokken…

              is een activiteit

                  Algemene voorbeelden


                  Ze spreekt heftig, met haast stampvoetende woede; ongeduldig laat ze het onbegrijpende, ongeïnteresseerde "kind" op haar schoot mee gebaren door zijn armen en hoofd heen en weer te snokken. Daardoor spreekt het verhaal niet meer over een zielig kind, maar over haar diepe onvrede, ongeduld, wispelturigheid misschien.

                  De Standaard,

                  snokken 5.0

                  ((vooral) in België)

                  krachtig en met korte halen trekken aan een sigaret

                  Semagram (extra betekenisinformatie)


                  Snokken…

                  is een activiteit

                      Combinatiemogelijkheden


                      met voorzetselgroep


                      Voorzetsel: aan

                      • aan een sigaret snokken

                      We zitten op een deftige afstand van elkaar in de canapé en hij snokt zenuwachtig aan zijn sigaret terwijl hij me begluurt vanachter de blauwige wolk.

                      Het tranenmeer, Elisabeth Marain,