struweel 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een struweel…
is een struikgewas
- [Kleur] heeft de kleur van de planten of takken, dus groen of bruin
- [Vorm] is wild en niet zo hoog
- [Deel] bestaat uit dicht op elkaar groeiende struiken met vaak stekelige takken
Algemene voorbeelden
Voorbij de sloot wandel je langs struwelen met veel besdragende struiken als Meidoorn, Sleedoorn, Hondsroos, Gelderse roos, etc. op rijkere grond en Sporkehout en Wilde lijsterbes op armere, drogere grond nabij het voedselarm hooiland.
Een bosschage en een struweel vertonen grote overeenkomsten, het belangrijkste verschil is de aanwezigheid van (volwassen) bomen in een bosschage en het ontbreken ervan in een struweel.
Als een fabriek niet meer nodig is wordt ze afgebroken, bulldozers maken duinpannen en er wordt duindoorn ingeplant. Dat struweel trekt vogels aan, die poepen zaden uit, enzovoort.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- dicht struweel
- dichte struwelen
De kippen vraten weliswaar van het brood dat was besmeerd met een slaapmiddel, maar ze trokken zich daarna versuft terug op plaatsen met dicht struweel waar de vangers niet bij konden.
Wel is het mogelijk dat de planten dichte struwelen vormden waarbij de stekels houvast gaven.
- het groene struweel
Jaarlijks maken duizenden fietsers en wandelaars gebruik van deze routes door het groene struweel.
in voorzetselgroep
- in het struweel
Vinken en merels zongen in het struweel om Bettina's graf.
De ochtendzon schildert grillige patronen in het struweel, de wind zorgt voor verkoeling.
In het jonge bos en struweel voelen de Fitis, Tjiftjaf, Tuinfluiter en Zwartkop zich thuis.
met ander, nevengeschikt substantief
- algen, mossen, grassen, struweel
- hagen, bomen, struwelen
Per kuil wordt een schatting gemaakt van de vegetatiebedekking door stabiliserende soorten en wortels, met grofweg een onderverdeling in structuurtypes (algen, mossen, grassen, struweel).
In deze aandachtsgebieden (zoals ondermeer de Leievallei, het Regionaal Landschap Heuvelland)… wordt de aankoop van het plantgoed voor hagen, bomen, struwelen door de provincie West-Vlaanderen en de gemeente gedragen.
- bossen en struwelen
- duinvalleien, duingraslanden, zomen en struwelen
- naaldbos, loofbos, dreven, struwelen, verlaten akkers, heide, graslanden, enz.
- struweel of bosschage
In de bossen en struwelen herkennen we Prachtklokje, Mannetjesorchis, Geel vingerhoedskruid, Purperochis, Grote keverorchis, Aardbeiganzerik en Ruig hertshooi.
Bossen en struwelen gebonden aan vochtige, voedselrijke (alluviale) bodems bedekken gezamelijk 0,35 tot 0,7% van de oppervlakte van Vlaanderen of 4.860 – 9.740 ha.
Voor de flora zeer belangrijke biotopen vormen de vochtige duinvalleien, (matig) droge duingraslanden, zomen en struwelen op kalkrijke bodem, de zeereep en enkele schorregebieden (IJzermonding en Zwin).
Het Heidebos ligt op een droge duinengordel en bestaat uit een lappendeken van verschillende biotopen: naaldbos, loofbos, dreven, struwelen, verlaten akkers, heide, graslanden, enz.
In principe is 'aanleg' van struweel of bosschage mogelijk door niets doen, ofwel het stimuleren van spontane opslag van bomen en struiken.