temen


temen 1.0

op zeurderige toon, lijmerig praten of iets zeggen

Semagram (extra betekenisinformatie)


Temen…

is een activiteit

  • [Wijze] gebeurt op zeurderige toon, gebeurt lijmerig

    Algemene voorbeelden


    Jenny teemde met woorden die Kees niet verstond maar die hem lieten gloeien als vanouds.

    't Is zo weer nacht, Joyce Roodnat,

    Combinatiemogelijkheden


    met directe rede


    'Ik heb gehoord,' teemt Albèr tegen Lena, 'dat hij geen uitkering krijgt omdat hij zelf zijn ontslag heeft aangeboden. Sneu hè?'

    Een soort Engeland, Robert Anker,

    'Ge zijt ook ontslagen van de opdracht, een bijkomend element te vinden. Ik denk dat onze vertrekbasis om naar de moordenaar te gaan zoeken nu stevig genoeg is,' teemde de kolonel op merkbaar ironische toon.

    De Coltmoorden, Jef Geeraerts,

    met een dat-zin


    Tom stond allang te temen achter de door Bieke vergrendelde deur dat hij aan de beurt was.

    Sterk water, Marijke Libert,

    En die GGD maar temen dat ik op een ziekenzaal zou komen. Noemen jullie dat een ziekenzaal? Een schuur waar oude mannetjes liggen dood te gaan.

    Keefman, Jan Arends,

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding