verzitten 1.0
Algemene voorbeelden
De gebruiker moet tijdens het op- of afrollen van de band verzitten om zo in het midden van de band te blijven zitten.
Rustig/vloeiend rijden, de passagier duidelijk maken dat hij vooral in bochten stil moet zitten (dus niet midden in de bocht verzitten om mee te kijken) en als je gaat remmen moet je rekening houden dat je een deel van het gewicht van de passagier moet opvangen.
Combinatiemogelijkheden
met voorzetselgroep
Voorzetsel: in
- gaan verzitten in hun stoel
Ik hoorde nog steeds het vage gemurmel van de tv en het gekraak van planken als de mensen boven gingen verzitten in hun stoel.
Voorzetsel: op
- gaan verzitten op de bank
- gaan verzitten op haar stoel
- gaan verzitten op zijn stoel
Van In ging verzitten op de bank.
Maar ze kon niet bewegen, ze kon zelfs niet even gaan verzitten op haar stoel.
Bike gaat op zijn stoel verzitten.
met bijwoord
- een beetje gaan verzitten
- even verzitten
- even gaan verzitten
- iets verzitten
- lichtjes verzitten
- ongemakkelijk gaan verzitten
- wat verzitten
- wat gaan verzitten
Mijn schoonzuster ging onrustig een beetje verzitten.
Ze is zichtbaar uitgeput en verzit even in haar krampachtige, gebogen houding.
Met kloppend hart ging hij even verzitten.
Hij verzat even om het zichzelf gemakkelijk te maken, voordat hij weer verder ging met zijn verhaal.
Ze verzat iets, om aandachtig naar Marlon's gezicht te kijken, terwijl hij geconcentreerd de kaarten pakte en omdraaide.
"Ga zitten Jessie." "Ik blijf liever staan, dank u," zei ik zo vastberaden mogelijk en wiegde wat ongemakkelijk heen en weer. Als hij iets van plan was, kon ik tenminste gelijk gaan rennen. "Natuurlijk," zei hij en hij verzat even lichtjes.
Ik ga ongemakkelijk verzitten en gluur naar mijn drinkpartner die vol overgave naar haar kijkt.
Het duo gaat wat ongemakkelijk verzitten.
Ze verzat wat, keek achterom en glimlachte.
Vanaf de eerste pagina al voel je dat je verwend zult worden als lezer en ga je wat verzitten om alle indrukken te kunnen opvangen.
met ander, nevengeschikt werkwoord
- gaan verzitten of verliggen
Als ze even kreunde als ze ging verzitten of verliggen hoorde ik daar de doodsreutel in.
overig
- gaan verzitten
Toen haar been sliep en ze gingen verzitten, sloeg hij zijn arm om haar heen en leunde ze tegen hem aan.
Zo'n zure naargeestige man, die gaat verzitten als je een stukje van zijn krant wilt meelezen.
'Ah! Les flamins!' zuchtte Delaruelle terwijl hij ging verzitten, en met zichtbaar genoegen de houding aannam van een leraar die weet dat de klas aan zijn lippen hangt.
Te overdreven alles spiegelen wat iemand doet werkt trouwens ook averechts. Dit is iets waar sommige verkopers zich nog wel eens schuldig aan maken. Ze hebben in hun opleiding geleerd dat spiegelen een goede techniek is om de klant een gevoel van veiligheid en vertrouwdheid te geven en passen dit gretig toe. Als de klant gaat verzitten doen zij dit ook; als de klant aan zijn mond wrijft volgt de verkoper.
Ilse Beerten ging weer verzitten, maar dit keer hield ze haar knieën stijf bij elkaar.
In de fietstassen begonnen mijn benen, die ik niet kon bewegen, stijf en gevoelloos te worden. De gespen drukten in mijn billen. Ik durfde niet te gaan verzitten: mijn vader had immers maar één hand aan het stuur.
verzitten 2.0
(weinig gebruikt)
Algemene voorbeelden
Gregorius zat al een tijdje te wachten. Geduldig. Want padden hébben geduld. Urenlang kunnen ze hun geduld verzitten. Op hetzelfde plekje.
Vaste verbindingen
verzitten 2.1
(weinig gebruikt)
Combinatiemogelijkheden
met object
- boetes verzitten
- een schuld verzitten
Het is vaak niet mogelijk om je boetes te verzitten.
De gevangenis werd toen vaak gebruikt om misdadigers op te sluiten in afwachting van de veroordeling, om mensen die boetes of schulden hadden te gijzelen tot ze betaalden of hun boete verzeten hadden en als opvoedings- en hervormingsinstituut om ketters op andere gedachten te brengen.
Er waren in Leeuwarden wel gevangenissen, maar deze werden alleen gebruikt voor misdadigers die op de dag van hun terechtstelling moesten wachten. Of voor iemand die een boete was opgelegd, maar door geldgebrek de schuld moest 'verzitten'.