vozen


vozen 1.0

(zeer informeel)

liefkozen door te strelen en te kussen; vrijen; aan mekaar zitten

Semagram (extra betekenisinformatie)


Vozen…

is een activiteit

      Algemene voorbeelden


      Wat een zeldzame kloot was die Lucas, vozen, voordoen hoe je moest vozen aan je zusje, wat een vuile smerige slijmbal.

      De meidenziekte, Tom Pauka,

      Combinatiemogelijkheden


      met infinitief


      • liggen vozen met iemand
      • zitten vozen met iemand

      Een maand geleden had ze liggen vozen op 't balkon, met die jongen van de Ambulante Pizza.

      Het goddelijke monster, Tom Lanoye,

      met een infinitief met te


      • liggen te vozen met iemand
      • zitten te vozen met iemand

      'Ik heb u al uitgelegd dat mijn oproep tot inspraak u door een misverstand te laat heeft bereikt. Nogmaals: ik betreur dat zeer.' 'Misverstand? Niks misverstand! Je dacht dat je het er wel even door kon jassen [...].' Applaus. Gejoel. 'Hij is dat briefje vergeten omdat hij lag te vozen met de burgemeester!' Grote hilariteit, maar ook geluiden van afkeuring.

      Beschreven blad, Remco Campert

      in voorzetselgroep met aan het


      • aan het vozen zijn

      Hij vroeg of je zojuist met je vrouw of met een andere nog aardiger juffrouw aan het vozen was. Maar nee, hij wist wel beter! Je zat natuurlijk aan een nieuw meesterwerk te schrijven.

      De koorddanseres en andere herinneringen, Rico Bulthuis,

      Woordfamilie


      Als deel van een afleiding