warmpjes


warmpjes 1.0

warm; tamelijk, behoorlijk warm; vaker met duidelijk affectieve betekenis: aangenaam, lekker warm

Algemene voorbeelden


Tussen deze spullen ligt een kat, een lapjeskat met een gebroken oor. Ze ligt nu eens hier, dan eens daar, de ene keer languit, de andere keer warmpjes opgerold.

NRC,

Gelukkig wordt zij uit de zee gered als de hond Anax zijn baas waarschuwt. Een uur later zitten zij warmpjes bij het haardvuur te praten over schilderles volgend jaar en een reis naar India om het Boeddhisme te onderzoeken.

NRC,

Combinatiemogelijkheden


met werkwoord


  • (de winter) warmpjes doorkomen

Met diepe spijt in hun hart kijken de olieministers van kleine producenten binnen de organisatie van olie-exporterende landen (OPEC) terug op hun besluit van augustus 1990 om de Westerse wereld niet te laten lijden onder de invasie van Koeweit door Saddam Hoessein. OPEC vierde toen de teugels van zijn kartelbeleid en liet iedere lidstaat vrij om het wegvallen van de olieproduktie van Irak en Koeweit te compenseren, nadat deze landen door het internationale embargo van de Verenigde Naties werden geïsoleerd. Door dat besluit kwam het Westen de winter van 1990/1991 warmpjes door.

NRC,

  • warmpjes toedekken

Wij hebben in onze musea dus een gigantisch cultureel vermogen opgebouwd. Ik denk dat mede dank zij het Deltaplan de bewaaromstandigheden redelijk op orde zijn. Maar hoe zit het met het maatschappelijk rendement van dit cultureel vermogen? Is het eigenlijk niet één groot slapend vermogen? Verstrekken we met de pegels van het aankoopfonds nu misschien weer nieuwe slaappillen en dekken we de schatten warmpjes toe?

Lezing van dr. F. van der Ploeg, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen tijdens de Najaarsdag op 23 november 1998.,

Vaste verbindingen