wasplank 1.0
(verouderend)
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een wasplank…
is een plank
Algemene voorbeelden
Het trottoir, waar de oude vrouw achter een houten tobbe staat met wasplank en borstel en alles fris naar groene zeep ruikt.
Het huis onderhouden, watervoorraad voorzien [...], eten maken in de haard [...], afwassen, het vuile linnen wassen, wat in dit seizoen in de Drôle gebeurde en waarvoor Albin een grote, brede wasplank vervaardigd had in afwachting dat we er een stenen installatie konden oprichten, waren er de omvangrijkere werken.
Combinatiemogelijkheden
met ander, nevengeschikt substantief
- harde boender, zeep en wasplank
Binnen enkele ogenblikken had hij Riks en Onno letterlijk het hemd van het lijf gepraat en wierp zich met een harde boender, zeep en wasplank, op de hemden, onderbroeken en sokken van de beide mannen, die deze opgewekte zeepsopmaniak lachend gadesloegen.
De Nederlandse huisvrouw zag wel wat in de houten machine die het vermoeiende en tijdrovende waskarwei kon verlichten. Visser: "Weg met de wasplank en de stamper; een kind kon de zwengel heen en weer halen. In vijf minuten was de klus geklaard."
Woordfamilie
Als deel van een afleiding
Als deel van een afleiding
wasplank 1.1
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een wasplank…
is een muziekinstrument
Algemene voorbeelden
Zelf speelde hij al die jaren in tal van folk- en folkbluesbandjes. Op een wasbord: "Zo'n wasplank waar ik met mijn vingers in vingerhoedjes overheen schuur."