wekenlang


wekenlang 1.0

die of dat verschillende weken duurt; gedurende enige weken; vaak met de nadruk op de voortdurende herhaling of lange duur van het genoemde en daardoor op de intensiteit, saaiheid of verveling die ermee samenhangt: verscheidene weken na elkaar aanhoudend; onafgebroken gedurende enige weken

Algemene voorbeelden


Hij deelde verder mee dat de lampenfabriek [...], waar circa 600 mensen werken, open blijft. De vakbeweging vreesde wekenlang sluiting.

NRC,

Zo begon een discussie die wekenlang duurde.

Mise-en-scène, Axel Bouts,

Iedereen noemde haar Choco omdat ze dol op chocolade was. Soms at ze wekenlang niets anders.

Donderdagmiddag. Halfvier, Kristien Hemmerechts,

M'n motorfiets, een Moto Guzzi, was op zekere dag gestolen. Daar ben ik wekenlang kapot van geweest.

Mank, Herman Brusselmans,

Combinatiemogelijkheden


met substantief


  • een wekenlange taak
  • een wekenlange training
  • wekenlange protesten

Enkelen hadden op voorhand schriftelijk hun bezwaren geuit tegen de wekenlange taak van jurylid.

De Standaard,

De agenten moeten eerst een langdurige selectieprocedure doorlopen en krijgen vervolgens een wekenlange training om te leren hoe ze zich in het criminele milieu staande kunnen houden.

De Telegraaf,

Na wekenlange protesten van de oppositie gaven de regerende socialisten vorige week hun pogingen op om zelf een nieuwe regering te vormen.

De Standaard,