winterdag 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een winterdag…
is een dag
- [Tijd] valt in het winterseizoen
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] is vaak een dag waarin de temperaturen lager zijn dan in de andere seizoenen
- [Voorbeeld of specimen] is een dag uit de maanden december, januari of februari
Algemene voorbeelden
Eindeloos moeten de winterdagen zijn in zijn overdekt nest. Ik kan mij best voorstellen dat de eekhoorn nu af en toe een stukje vliegenzwam eet om aan die verschrikking niet te moeten denken en zich een klein beetje in de hemel te wanen.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- gure winterdag
- heldere winterdag
- korte winterdag
- koude winterdag
Een gure winterdag. De lucht zat dicht en beloofde sneeuw. De wind blies dwars door mijn te dunne kleren.
Het is dat de tijd voorbij vliegt; zo snel ten slotte, dat het lijkt alsof hij niet bestaat. Het is Kerstmis en dan alweer Pasen. Het is een heldere winterdag en dan een warme zomerdag. Daartussen zit een leegte.
Dientengevolge bedroegen de afstanden tussen de vijf dagofficies einde juni elk vier uren, einde december slechts elk twee uren. Daardoor boden de korte winterdagen nauwelijks tijd voor de verplichtingen tussen de officies, terwijl aan de zomerdagen bijna geen einde leek te komen.
Ook morgen wordt het een koude winterdag.
in voorzetselgroep
- op een winterdag
- op winterdagen
- in de winterdagen
Dankzij alle informele kontakten tussen de technische diensten, bouwbedrijven van deze woningen en transporteurs, kon worden geregeld dat de panden, ondanks de vorst, op een winterdag in januari op het terrein van Veldwijk konden worden geplaatst.
In Nederland wordt op winterdagen met sneeuw en ijzel zo'n 5 tot 15.000 ton wegenzout per dag uitgestrooid.
Opspattend pekel en vettig wegstof veroorzaken in de winterdagen strepen op de voorruit.