winterjas


winterjas 1.0

warme, meestal dikke jas die in de winter wordt gedragen en beschermt tegen kou

Semagram (extra betekenisinformatie)


Een winterjas…

is een jas; is een overkledingstuk; is een kledingstuk

  • [Materiaal] is meestal gemaakt van dikke, warme stof of hiermee gevoerd
  • [Omstandigheid] wordt gedragen in de winter

    Hoofdsemagram: jas


    Algemene voorbeelden


    Dan begin ik ondertussen over mijn winterjas. Hing een jaar of vijf geleden in de opruiming, een beer van een jas. Het was of je naar buiten ging met een dekbed om je heen, royaal voorzien van zakken en met een vorstelijke capuchon.

    NRC,

    Ik kan niet de hele wereld op mijn schouders dragen, daar verdraag ik nauwelijks een winterjas.

    Pagadders, Leo Geerts,

    De geboetseerde jassen van Marjan Eradus. Badjassen met smokwerk zijn haar handelsmerk, maar in het buitenland is er meer belangstelling voor de winterjassen van Marjan Eradus.

    NRC,

    Combinatiemogelijkheden


    als object bij een werkwoord


    • een winterjas aantrekken
    • een winterjas dragen

    In sommige afdelingen doet men er beter aan een winterjas aan te trekken omdat de temperatuur er dicht bij het vriespunt ligt.

    NRC,

    De man draagt een winterjas, zoals die rond 1920 gedragen werd. Ook de inrichting van de kamer laat de inrichting uit die tijd zien.

    http://www.muzee.nl/pg-13874-7-16088/pagina/vaste_presentatie_stijlkamers.html

    met adjectief ervoor


    • een dikke winterjas
    • een donzen winterjas
    • een duffelse winterjas
    • een korte winterjas
    • een lange winterjas
    • een mooie winterjas
    • een warme winterjas
    • een zware winterjas
    • een zwarte winterjas

    De schippers en hun bemanningen zijn veelal goedgemutst en zeker op warme dagen valt er aan boord het nodige schoons te ontdekken. Schalks klinkt het 'de dames trekken bij het naderen van de sluis echt geen dikke winterjas aan. Je ziet zo heel wat aan je voorbijkomen, nou, nou'.

    Meppeler Courant,

    In de jaren tachtig waren de donzen winterjassen van Millet - een merk dat verbonden is met de bergsport - en de bootschoenen van Sebago, de kentekens van de merkbewuste consument.

    De Standaard,

    Druipend ossewit van een lekkende smoutebol op je duffelse winterjas, babbelaars van het aanrecht die nog warm zijn, draadjesvlees in de erwtensoep, mosselen met friet. Wat dacht je van een vergesneden boterham met dik reuzel en bruine suiker.

    http://www.rnw.nl/nederlands/article/italiaanse-bollen-revisited,

    Ze ging op haar hurken zitten en terwijl ze met Jacob sprak keek Otto naar dat mooie kontje onder haar korte winterjas.

    Liefdesdood, Oscar van den Boogaard,

    Een oude vrouw in haar lange winterjas met op de achtergrond een klassiek huizenblok dat er gedeeltelijk ineengestort bijligt.

    De Standaard,

    Een jonge kerel, niet ouder dan vijfentwintig. Zijn ogen waren gesloten. Zijn hoed was nu afgevallen. Hij had glanzend zwart haar. Daar lag hij, in zijn mooie winterjas.

    Het damesorkest en andere stadsverhalen, Herman Pieter de Boer,

    Een warme winterjas in gekeerd schaap of lam.

    De Standaard,

    Drie logge gestalten, in zware winterjassen, op klompen, met blozende gezichten van de kou, vulden de deuropening.

    De Hunnen. Dl. 2: Bevrijding, Jan Cremer,

    Stein zit, in een zwarte winterjas, op zijn knieën midden in de kring.

    NRC,

    met adjectivisch tegenwoordig deelwoord


    • een openhangende winterjas

    Als vanzelf raapte ze de foto op en hield Ewa in haar beide handen, een Ewa gekleed in een openhangende winterjas en met rubberen laarzen aan haar voeten, fier en zelfbewust.

    Over de grens, Chaja Polak,

    met adjectivisch voltooid deelwoord


    • een dichtgeknoopte winterjas

    In een open vlakte staat een boekenkast vol leren bandjes. Op poefs ervoor zitten twee mannen in dichtgeknoopte winterjassen.

    NRC,

    in voorzetselgroep


    • een kraag van een winterjas
    • een zak van een winterjas
    • de mouwen van een winterjas

    Ze zat er op een bank, de kraag van de winterjas opgeslagen, en staarde weemoedig voor zich uit.

    De biograaf, Willem Brakman,

    Hij wil Astrids hand pakken, doet het uiteindelijk niet. Het loze gebaar eindigt in de zak van zijn winterjas.

    Kriblijn, Barber van de Pol,

    Ik keek naar mijn eigen sproetenhanden op de glazen deur, de magere polsen die uit de mouwen van mijn winterjas staken, en ineens merkte ik dat er iemand achter me stond.

    Liefdesmeer & andere verhalen, Chaja Polak,

    met ander, nevengeschikt substantief


    • winterjas en bontmuts
    • winterjas en muts
    • winterjas en sjaal
    • winterjas en trui

    Hij bracht toen, gehuld in winterjas en bontmuts, een bezoek aan een legereenheid.

    NRC,

    Dik ingepakt met winterjas en muts drinken we in de lente al de eerste warme chocolademelk.

    http://www.hoedoe.nl/lichaam-geest/lichaam/hoe-zon-ik-veilig-en-gezond

    Helemaal ingepakt in haar winterjas en sjaal heeft ze toch wel wat weg van Kenny van Southpark.

    http://mylouymke.punt.nl/?gr=768620,

    Weg met dikke winterjassen en truien, het is weer tijd voor nieuwe lenteoutfits.

    http://www.jbc.be/nl/hey/pers2.html

    Woordfamilie


    Als deel van een afleiding


    Als rechterlid in samenstellingen en samenkoppelingen