winterprik 1.0
Semagram (extra betekenisinformatie)
Een winterprik…
is een periode; is een verschijnsel
- [Duur] is doorgaans van korte duur
- [Eigenschap of hoedanigheid algemeen] wordt gekenmerkt door winterse weersomstandigheden zoals vorst of sneeuw
- [Wijze] treedt plots op na een omslag van zachtere weersomstandigheden
Algemene voorbeelden
Eerste echte winterprik in Europa. Na de milde start van oktober is het weer nu toch echt omgeslagen. De eerste vorst is afgelopen weekend opgetekend en zowel gisteren als vandaag kwam het op sommige plaatsen al tot hagel.
Volgens meteorologen is er sprake van een 'winterprik' en zal de verse sneeuw snel wegdooien.
Het is november. Vaak een typische herfstmaand, maar een flinke winterprik is ook al goed mogelijk.
Winterprik of koudegolf? Dat het flink kouder wordt is wel zeker [...]. Maar hoe standvastig wordt de situatie op de weerkaarten en hoe diep zal het kwik onderuit gaan?
Vorige week viel de eerste sneeuw deze winter. Met zo'n winterprik is het altijd bang afwachten of de fietspaden wel goed en snel sneeuw- en ijsvrij gemaakt worden.
Combinatiemogelijkheden
met adjectief ervoor
- flinke winterprik
- stevige winterprik
- vroege winterprik
De voorbij flinke winterprik heeft het drie weken lang onmogelijk gemaakt om te vorderen met de grote werken in Overpelt. Intussen draait alles weer op volle kracht.
De vroege winterprik van deze week hoeft niet noodzakelijk te betekenen dat we een extreem koude en lange winter tegemoet gaan.
Het blijft altijd raden naar de houdbaarheid van de potkrysanten die de graven sieren. Het ene jaar moeten zij regen en wind trotseren, het andere jaar maakt een vroege winterprik een abrupt einde aan hun weelderige bloei.